“Het barst hier van de kleurrijke muurschilderingen,” laat mijn moeder weten vanuit het mystieke land van de Maya’s – Mexico.
Als ik zojuist Kuta heb verlaten en de hoofdweg die naar het plaatselijke vliegveld loopt afsla, is het fabuleuze landschap voor me haast een grote muurschildering. De zon is achter het silhouet van een onbekende berg gezakt, en vanaf waar ik stilsta tot aan de voet van diezelfde berg is het een weerwar van rijstvelden en bescheiden -terrasjes. Hier en daar steekt een boompje de lucht in en de lucht is net een vuurzee.
Wat een verrassing joh. Ik ben een half uurtje van Kuta verwijderd en het landschap is compleet andere koek dan daar. Omgevingen rondom airports zien er wel eens minder sexy uit zeg maar.
Scooterend slinger ik over de soms hobbelige asfaltweg, onderweg naar een homestay in Setanggor, temidden van de smaragdgroene sawa’s. Da’s althans wat de foto’s me beloofden. Zomaar impulsief kwam het in me op om er een nachtje te boeken en weer eens van plek te wisselen.
Behalve de afwijkende omgeving is er nog een opmerkelijk verschil met Kuta: toeristen zie je hier niet. Iedere voorbijganger roept dan ook naar me, alsook een mevrouw met een puntige hoed die in de velden met de rijstplantjes in de weer is. Geen idee wat ze precies probeert te zeggen, ik vat het maar op als een soort van plaatselijke manier van welkom heten.
Even daarvoor heb ik tien kleine kipsateetjes en rijstcake ingeslagen in wat men het centrum noemt, omdat ik verwacht ergens in de middle of nowhere neer te strijken. Dan kun je maar beter iets te snacken hebben.
Over kippen gesproken, die scharrelen hier volop. Altijd vraag ik me weer af: waarom ren je nou precies voor m’n scooter langs, terwijl je veilig langs de weg staat, mijn lieve vriend?
Gehuchten noemt men op Lombok overigens een ‘desa’. Het begin van zo’n desa is niet zo snel te missen, aangezien men er doorgaans een pontificale poort heeft neergezet met de naam van het desbetreffende dorpje. Net of je een carnavalsgebied betreedt.
Nadat ik die van Setanggor onderdoor ben gereden, maakt het asfalt plaats voor een stoffig pad waarop steentjes en zand zich vermengen. Bij de moskee rechts van me smoest een groepje meiden met elkaar, de oudste komt op me af om ontzettend schattig te polsen wat m’n bestemming is. Het is zo’n beetje de meest gestelde vraag van Indonesiërs.
Ik laat de naam Tiara Homestay vallen, en ze kijkt me resoluut aan alsof ik iets heel geks roep. De drie andere meisjes giechelen verlegen, en ik besluit maar gewoon op Maps.me te vertrouwen.
Dan beland ik bij een brug zonder leuning, zowel rechts als links ontbreekt ieder houvast. Een horde die ik je met een slok op niet aanraad trouwens. Een rivier met rotsblokken en een vleugje stinkend dorpsriool is dan hoogstwaarschijnlijk je einde. En misschien zelfs je laatste rustplaats, want gezien de lastige bereikbaarheid kan ik me enige terughoudendheid bij de ophaaldiensten -of hoe je die ook noemt- wel voorstellen.
Kort daarna vallen mijn ogen op een bordje waarop ‘Tommy Homestay’ te lezen valt, laat die nu vlakbij mijn slaapplek liggen.
Dwars door de rijstvelden zigzag ik me een weg naar het eindpunt op mijn telefoonscherm, en blijk ik gelukkig het juiste spoor gevolgd te hebben. Op een bruine paal die naar rechts wijst staat in witte letters ‘Tiara Homestay’ geschreven.
De ingang is me even onduidelijk. Buurtbewoners helpen me een handje door te loeihard schreeuwen. Blijkbaar richting de eigenaren van de homestay die binnen zitten.
De familie ontvangt me met een kopje Lombok-koffie inclusief drab in hun gazebo. Ze reageren verbaasd als ik ze vertel niet naar het nabijgelegen vliegveld te moeten, maar hier ben gekomen om hun (hopelijk) prachtige omgeving te verkennen. De baby van het gezin kijkt naar me, mompelt schattig en lacht uitbundig, een goed teken zo heb ik ooit ’s ergens gehoord.
Naderhand loop ik met de gastheer door een weelderige tuin naar mijn kamer, al verhult de donkerte de grootste geheimen. Hij is van het type gehaast en amper luisteren. Zo iemand waarmee je een gesprek voert, maar waarvan je onmiddellijk het idee hebt dat ‘ie geen woord opneemt, en alweer met het volgende element uit z’n eigen verhaal bezig is. Normaal niet het soort mens waar ik dol op ben, toch kan ik het bij hem op de een of andere manier wel hebben. Zijn hart zit in elk geval op de goede plek.
De korte housetour wijst uit dat mijn kamer hogerop te vinden is. En da’s mooi, want dit betekent een geweldig uitzicht op het groen. Gezien het pikzwarte decor moet ik daarvoor niettemin nog een nachtje wachten. Cool detail: er is een openlucht-douche. En nog met harde stralen ook, op Lombok bepaald geen zekerheidje. Pisstraaltjes die een plasbeurt van de gemiddelde hoogbejaarde man nabootsen heb ik de laatste tijd genoeg meegemaakt.
Verder is er niemand te bekennen in de homestay en is het er muisstil.
Volkomen sereen is het er desondanks niet, de moskeeën in de buurt laten zich goed horen. Je zou denken dat ze in een felle strijd verwikkeld zitten. Maar ach, aan de gebeden en het voorlezen uit de Koran ben ik ondertussen wel gewend, al blijft het moment om half vijf ’s ochtends een pittige kluif.
De volgende morgen bezorgt moeheid me een zwaar hoofd, veroorzaakt door de muezzin die finaal door mijn oordoppen heen heeft getetterd. Mocht je nog goede oordopjes weten, laat het me ff weten alsjeblieft 🙂 .
Na een koude plens water over m’n gezicht te hebben gegooid, open ik de gespleten deur. Zonnestralen dalen neer op mijn gezicht en de dromerige toestand is voor eventjes verdwenen. Vanaf de aangelegen veranda kijk ik uit op de groene terrassen die vanuit de velden hun weg omhoog vinden, inclusief eenzaam en verdwaald ogende kokospalmen. Vogelgefluit klinkt harmonieus uit de bomen en hanen kraaien.
Genietend van m’n bananenpannenkoek, papaja uit eigen tuin en bakje pleur maak ik de keuze om nog een nacht en misschien wel langer te blijven.
De glimp die ik gisterenavond in de duisternis van de tuin heb opgevangen had me niet ten onrechte nieuwsgierig gemaakt. Fruitbomen, knallers van gele en rode bloemen die kruidige geuren laten ontsnappen, exotische vlinders zo groot als mijn hand en tal van schaduwrijke zitjes doen denken aan een klein sprookjesbos. Je loopt zo de rijstvelden in waarna je omsingeld wordt door een groene zee.
Ik heb afgesproken met Lilly die ik uit Tanjung ken. Ze had nooit eerder van Setanggor gehoord en was evenals ik benieuwd. Vandaag duiken we samen de rijstvelden in, waarvan ik al een klein voorproefje heb mogen krijgen.
We parkeren de scooter op iets wat op een oprijlaan lijkt en verbazen ons over de schoonheid van het landschap. Lilly spreekt over een van de mooiere settings die ze op haar eigen eiland Lombok heeft gezien. En als een local zoiets zegt, mag je dat best serieus nemen.
Zonder plan kuieren we de velden door, langs een smerige rivier met water in de kleur van sperma. Het zullen de chemicaliën wel zijn of zo. De weeïge geur ontbreekt gelukkig. Op enig moment verlaten we het hoofdpad en doorkruisen we het gras richting de gelaagde terrassen, die ons al van begin af aan als een magneet aantrekken.
Slippers zijn door de blubber een last en daarom zetten we beiden door op blote voeten. Ten volste verbinden met de aarde. Een paar weken terug zag Lilly nog een slang krioelen in de rijstvelden bij haar thuis, een leipe situatie die me zeker hier de nodige minuten bezighoudt. Onnodig godzijdank.
Het ontbreken van een plan en de spontaniteit waarmee we het aanvliegen, zorgen op een gegeven moment voor totale desoriëntatie. Nu ben ik ondanks mijn mannelijke zijn sowieso nooit de beste geweest qua richtingsgevoel, maar toch. Google Maps en Maps.me kennen de verborgen weggetjes niet en we moeten het zodoende op eigen kracht zien te fixen. We lossen de puzzel uiteindelijk op door op het geluid van de zo nu en dan voorbij sjezende motoren af te gaan.
Later die middag nemen we een kijkje op de Bazar Kuliner, een wekelijkse markt waar ze allerlei lekkere hapjes verkopen. Van gefrituurde kip en saté van de barbecue tot aan verse groenten en tropisch fruit. Eveneens diverse snacks uit de streek, denk aan cassave besmeurd met een zoet sausje van kokosmelk. Gekke dingen als gestoomde varkenskoppen hoef je hier niet te verwachten, daar moeten moslims immers niks van hebben. Wie wel vraag je je wellicht af. Nou, het zal je verbazen.
Omgeven door rijstvelden is de locatie uiterst pittoresk. Ik durf wel te stellen de meest schilderachtige markt die ik ooit heb bezocht. Voor zover de herinnering teruggaat tenminste.
Een aantal van de jongste bezoekers van dit uitje van de week vermaken zich poedeltje naakt in het water, ieder in hun eigen kleine teiltje. Daar vlakbij staan een stel mega-speakers en wisselt de ene na de andere matige zanger zich af. Belangrijker dan de kwaliteit is de lol die van de knaapjes afspat. Wanneer de tijd is aangebroken voor het latere middaggebed, houdt iedereen zich koest en knalt een ouderwetse opname uit de boxen. Een schelle oude-mannenstem die ik inmiddels uit duizenden herken, een die glas doet barsten.
Voor het gros van de kraampjes hebben de marktkooplui een gekleurde parasol in de grond gestoken, om de verse spullen vrij te waren van zonlicht. Ze zijn duidelijk van Aziatische makelij, ik schat ze maximaal een meter zestig hoog. Ook hutjes van stro en slaphangend plastic zeil komen voorbij om overkapping te bieden.
De grootste attractie ben ik vooral zelf, aangezien ik de enige bule blijk en minimaal drie koppen boven iedere andere bezoeker uitsteek. Van rustig rondstruinen is daarmee geen enkele sprake, je zou het eerder een fotomarathon en aangaapfestijn kunnen noemen. Ik onderga het ondanks de sluimerende drang naar slaap allemaal met een glimlach, en sla nagenoeg geen verzoek af. Al gaat het halve huwelijksaanzoek van een oudere dame die iets van pruimtabak kauwt me iets te ver.
Een ander hoogtepunt is de warung van het dorp waar het om gebakken bananen draait, pisang goreng voor de kenners onder ons. Buiten de verrekt lekkere zoete staafjes fruit gehuld in een knapperig omhulsel van rijstmeel, word ik op een vrij onverwachtse manier begroet door een oude vrouw die rechts van de ingang zit. Ze heeft nog precies één rijtje bruinige droptandjes aan de voorkant en scandeert plots: “I love you,” om vervolgens zowat te stikken van het lachen. Ik en de overige luitjes in de eetzaak doen hetzelfde.
Dan gaat het clubje met elkaar in gesprek. Over mij. Of ik getrouwd ben. Wanneer ik aangeef alleen te zijn, vallen bij twee van hen hun kaken als stenen naar beneden van verbazing. Momenten eerder zet de eigenaresse een opengehakte kokosnoot voor m’n neus, waaruit ik nu gniffelend het laatste beetje vruchtwater sip. Ik vind de voorstelling wel mooi geweest en ben onderhand toe aan m’n bed.
Van het krakkemikkige houten bankje opstaan lukt me echter niet, want ik word nog even gepaaid met huisgemaakte rujak. Indonesische hartelijkheid. Het recept heeft moeders van haar voorouders: een zoetpittig mengsel van zurige besjes, pepertjes, gestampte pindanootjes en suiker. Smaakt verdomd goed moet ik zeggen. Uiteraard staat daar het ondergaan van een vragenronde tegenover, maar die gun ik ze wel.
Ondertussen is er tevens een man van tegen de zeventig aangeschoven, aan een half ineengezakte tafel die niet meer te redden is. Hij draagt afgetrapte slippers met vrolijke Braziliaanse kleuren en verder alleen een maagdelijk wit gewaad. Op een meter of drie afstand staren zijn glinsterende ogen voortdurend naar me. De gène die we hiervoor in Nederland hebben, kent men hier helemaal niet. “Rambut sapi” is naast zijn binnensmondse uitbraak het enige wat ik van z’n gebrabbel versta. Doelend op de kleur van mijn haren die in zijn ogen overeenkomt met de vacht van de koeien in deze contreien, zo laat Lilly doorschemeren.
Weer een bijzondere ervaring rijker reis ik de volgende ochtend verder naar Desa Mareje, waar je naar het schijnt een van Lomboks mooiste rijstterrassen kunt vinden. Al kent geen enkele toerist het, zo zou ik ontdekken. Wat een avontuur werd het…